1 | Weet gij waarmee het koninkrijk |
zich vergelijken laat? | |
Een zaadje, klein, onogelijk, | |
een mosterdzaad. |
2 | Als zaad dat in de aarde glijdt, |
zo zwak is ons geloof, | |
maar 't wordt een boom die schaduw spreidt | |
met tak en loof. |
3 | De hemelvogels van omhoog |
die zoeken naar een nest. | |
krijgen zijn schaduw in het oog, | |
en vinden rust. |
4 | O boom ten hemel uitgespreid |
die in de aarde staat! | |
O edel kruid der eeuwigheid, | |
o mosterdzaad! | |
Liedboek voor de Kerken 1973