Gezang 54


1   Een zaaier ging uit om te zaaien,
hij zaaide zo wijd als de wind,
zo wijd als de winden waaien
waar niemand een spoor van vindt.

2   Een deel van het zaad ging verloren,
een deel van het zaad werd brood,
maar niemand weet van te voren
de weg van het zaad in de schoot.

3   Het wordt op de wegen vertreden,
het valt in een vruchteloos graf,
het sterft aan de doornen beneden,
de vogels van boven af.

4   De lage, de hoge gevaren
bedreigen het kiemende graan,
maar soms kan het openbaren
de zin van het aardse bestaan.

5   Er is geen verwachting van leven,
tenzij in de dood van het zaad,
wij moeten de aarde vergeven
dat zij ons sterven laat.

6   O Zaaier, ga uit om te zaaien
de kiem waaruit leven ontstond,
zo wijd als de winden waaien
en maak ons tot moedergrond!

Liedboek voor de Kerken 1973