1 | Hier is een stad gebouwd |
overal om ons heen, | |
huizen en bomen en | |
mensen van licht en steen. |
2 | Huizen van vrede voor |
mensen van vlees en bloed. | |
Veilig onveilig, zo | |
leven zij bitterzoet. |
3 | Overal haast en ver- |
keer dat geen richting heeft, | |
wolken lawaai als een | |
vuur dat geen warmte geeft. |
4 | Woorden gaan over en |
weer, waar de mensen zijn. | |
Woorden zijn lief en leed, | |
rouw en geboortepijn. |
5 | Iedereen wil wel een |
ander, maar weet niet hoe. | |
Iedereen gaat zo zijn | |
weg, wie weet waar naar toe. |
6 | Mensen gaan twee aan twee, |
overvloed en woestijn, | |
zoeken een woning en | |
willen geborgen zijn. |
7 | Een stad is man en vrouw, |
opstaan en slapen gaan, | |
mensen die dagelijks | |
doodgaan en voortbestaan. |
8 | Leven is liefde doen, |
gaan in het oude spoor: | |
mensen zijn vader en | |
zoon, en dat gaat maar door. |
9 | Leven is overal |
tussen fabrieken en flat | |
bloemen en kinderspel, | |
licht op muziek gezet. |
10 | Is er een stad zonder |
dood zonder duisternis, | |
komt er een stad waar de | |
zon niet meer nodig is? | |
Liedboek voor de Kerken 1973