1 | Een mens te zijn op aarde, |
is eens voorgoed geboren zijn, | |
is levenslang geboortepijn. | |
Een mens te zijn op aarde | |
is leven van de wind. |
2 | De bomen hebben wortels |
de bomen mogen stevig staan | |
maar mensen moeten verder gaan. | |
De bomen hebben wortels | |
maar mensen gaan voorbij. |
3 | De vossen hebben holen |
de mensen weten heg noch steg | |
zijn altijd naar hun huis op weg. | |
De vossen hebben holen | |
maar wie is onze weg? |
4 | De mensen hebben zorgen |
het brood is duur, het lichaam zwaar | |
en wij verslijten aan elkaar. | |
Wie kent de dag van morgen? | |
De dood komt lang verwacht. |
5 | Een mens te zijn op aarde |
is pijnlijk begenadigd zijn | |
en zoeken, nooit verzadigd zijn, | |
is rusten in de aarde | |
als alles is volbracht. |
6 | Hoe zullen wij volbrengen |
wat door de eeuwen duren moet | |
een mens te zijn die sterven moet? | |
Wij branden van verlangen | |
tot alles is voltooid. | |
Liedboek voor de Kerken 1973