Gezang 489


1   Een mens te zijn op aarde,
is eens voorgoed geboren zijn,
is levenslang geboortepijn.
Een mens te zijn op aarde
is leven van de wind.

2   De bomen hebben wortels
de bomen mogen stevig staan
maar mensen moeten verder gaan.
De bomen hebben wortels
maar mensen gaan voorbij.

3   De vossen hebben holen
de mensen weten heg noch steg
zijn altijd naar hun huis op weg.
De vossen hebben holen
maar wie is onze weg?

4   De mensen hebben zorgen
het brood is duur, het lichaam zwaar
en wij verslijten aan elkaar.
Wie kent de dag van morgen?
De dood komt lang verwacht.

5   Een mens te zijn op aarde
is pijnlijk begenadigd zijn
en zoeken, nooit verzadigd zijn,
is rusten in de aarde
als alles is volbracht.

6   Hoe zullen wij volbrengen
wat door de eeuwen duren moet
een mens te zijn die sterven moet?
Wij branden van verlangen
tot alles is voltooid.

Liedboek voor de Kerken 1973