1 | De eersten zijn de laatsten, |
wie nakomt gaat voorop, | |
zij moeten zich niet haasten, | |
die leven van de hoop. |
2 | God moge ons behoeden, |
wij zien elkander aan, | |
de broeder kent de broeder | |
als een die voor moet gaan. |
3 | Zo staat het voorgeschreven, |
zo is het steeds voorzegd, | |
wie achter is gebleven | |
krijgt eerstgeboorterecht. |
4 | Het onderste komt boven, |
de torens vallen om, | |
het woord is aan de doven, | |
de waarheid aan de droom. |
5 | Wie later is geboren |
komt eerder aan de tijd, | |
wie lager thuisbehoren | |
gaan hogerop vrijuit. |
6 | Zo hoog zijn Gods gedachten, |
zij gaan de tijden door, | |
wie voor was blijft ten achter, | |
wie achterbleef gaat voor. |
7 | Veracht dan niet de kleinen |
en die verloren zijn, | |
want God noemt hen de zijnen | |
die laatgeboren zijn. |
8 | De eersten zijn de laatsten, |
wie nakomt gaat voorop! | |
Kiest dan de goede plaatsen | |
en geeft uw hart aan God. | |
Liedboek voor de Kerken 1973