2 |
Ontwaak, gij die slaapt in de zonde, met spoed, |
|
de nacht is zo lang reeds verdwenen! |
|
Het licht der genade, met blijdschap begroet, |
|
heeft de aarde reeds eeuwen beschenen. |
|
En groots is uw roeping en heilig uw taak, |
|
en de uren zijn weinig, ontwaak dan, ontwaak! |