Gezang 454


1   Wat zou ik zonder U geweest zijn,
hoe zou ik zonder U bestaan?
Ik zou ten prooi aan angst en vrees zijn
en eenzaam door de wereld gaan.
Mijn liefde tastte in den blinde.
Een afgrond lag in het verschiet.
En waar zou ik een trooster vinden
die werk'lijk wist van mijn verdriet?

2   Een diepe nacht zou mij omvangen
waarna geen blijde morgen daagt.
Ik werd verteerd door wild verlangen,
door 's levens maalstroom weggevaagd.
Ik zou alleen zijn, van het heden
en van de toekomst ongewis.
Wie kan er aarden hier beneden
als er geen open hemel is?

3   Maar Christus gaf mij taal en teken
en ik ben zeker van zijn stem.
De nacht is voor het licht geweken,
het grond'loos lot krijgt zin door Hem.
Nu word ik mens, herkrijg mijn vrijheid
bij water, woord en brood en wijn,
omdat ik weet van zijn nabijheid
waar twee of drie vergaderd zijn.

4   Gaat uit in wegen en in velden
en breng verdwaalden bij ons thuis.
Reikt hun de broederhand en meldt hun:
De Koning noodt u in zijn huis'.
Door het geloof zien wij het ware:
de eeuwigheid vervult de tijd.
En iedereen mag dat ervaren
die Christus' naam met ons belijdt.

Liedboek voor de Kerken 1973