1 | Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht! |
God, laat mij voor uw aangezicht, | |
geheel van U vervuld en rein, | |
naar lijf en ziel herboren zijn. |
2 | Schep, God, een nieuwe geest in mij, |
een geest van licht, zo klaar als Gij; | |
dan doe ik vrolijk wat Gij vraagt | |
en ga de weg die U behaagt. |
3 | Wees Gij de zon van mijn bestaan, |
dan kan ik veilig verder gaan, | |
tot ik U zie, o eeuwig Licht, | |
van aangezicht tot aangezicht. | |
Liedboek voor de Kerken 1973