Gezang 435


1   O verbreker aller banden,
Gij die ons vertrouwen zijt,
bij wie schade zelfs en schande
hemel wordt en heerlijkheid,
tuchtig Adams trotse zonen
in hun eigenzinnigheid,
tot Ge uw aangezicht zult tonen
en hen uit de kerker leidt.

2   Heer, ons lot is in uw handen,
en het is uw hartewens,
naar uw beeld ons te verand'ren,
Jezus Christus, nieuwe mens.
O Gij zijt ons zeer genegen,
ook al doet uw liefde pijn
en al smaalt men allerwegen,
dat wij uw gevang'nen zijn.

3   Zie ons lijden, Heer, tezamen
met de ganse creatuur;
zie toch, hoe uw erfgenamen
zuchtend uitzien naar het uur,
dat zij 't juk af mogen schudden,
het vernederende juk
der vergeefsheid, ach wij bidden:
breek het stuk, Heer, breek het stuk!

4   Kom toch om de macht te breken
van de vorst der duisternis;
geef in ons bestaan een teken,
dat de zege zeker is;
hef ons op uit onze zonden,
werp de duiv'len bij ons uit,
want de vrijheid moet gevonden,
Heer, vervul Gods raadsbesluit!

5   Duur hebt Gij uw volk verworven
en alleen van U zijn wij.
Heer, zowaar Gij zijt gestorven,
maak ons nu ook waarlijk vrij.
O, uw heil zal spoedig komen,
Gij laat ons niet ledig staan:
schoner dan de schoonste dromen
breekt de dag der vrijheid aan.

Liedboek voor de Kerken 1973