1 | Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere. |
Laat ons naar hartelust zingen en blij musiceren. | |
Komt allen saam, | |
psalmzingt de heilige naam, | |
looft al wat ademt de Here. |
2 | Lof zij de Heer, Hij omringt met zijn liefde uw leven; |
heeft u in 't licht als op adelaarsvleug'len geheven. | |
Hij die u leidt, | |
zodat uw hart zich verblijdt, | |
Hij heeft zijn woord u gegeven. |
3 | Lof zij de Heer die uw lichaam zo schoon heeft geweven, |
dagelijks heeft Hij u kracht en gezondheid gegeven. | |
Hij heeft u lief, | |
die tot zijn kind u verhief, | |
ja, Hij beschikt u ten leven. |
4 | Lof zij de Heer die uw huis en uw haard heeft gezegend, |
lof zij de hemelse liefde die over ons regent. | |
Denk elke dag | |
aan wat zijn almacht vermag, | |
die u met liefde bejegent. |
5 | Lof zij de Heer met de heerlijkste naam van zijn namen, |
christenen looft Hem met Abrahams kinderen samen. | |
Hart wees gerust, | |
Hij is uw licht en uw lust. | |
Alles wat ademt zegt: Amen. | |
Liedboek voor de Kerken 1973