Gezang 433


1   Al ruisen alle wouden,
al bruist het wilde meer,
al beeft het al van donder,
al straalt de bliksem neer,
mijn hart blijft zonder vrezen
in zijn wezen.

2   Het kan ons niet verschrikken,
al wat van buiten woelt,
wanneer men maar van binnen
de schoonste ruste voelt:
die schoonste rust van binnen
kan 't verwinnen.

3   Als Jezus zich in 't harte
te ruste heeft gezet,
laat eens een onweer komen,
dat deze rust belet:
al 't kwaad versmelt in vrezen
voor zijn wezen.

4   O mensen, woudt gij leren,
waarin uw heil bestaat?
't Is hierin, dat gij weelde
en aardse rijkdom haat,
en dat gij tracht te winnen
rust van binnen.

Liedboek voor de Kerken 1973