Gezang 417


1   Hoe groot, o Heer, en hoe vervaarlijk
staat nu ons leven vol verdriet!
Ons haters pogen t' saam eenpaar'lijk
te dempen al, gelijk men ziet,
het volk tezaam,
dat uwe naam,
het volk tezaam, dat uwe naam belijdt.
O Heer, in deze nood ons toch bevrijd!

2   Gij zijt ons schild en hebt uw oge,
Heer, tot uws naams eer, prijs en lof
op uwe schapen, die Ge omhoge
nog zult verheffen uit het stof.
Daarom wil ik
vrij zonder schrik,
daarom wil ik op U steeds mijne zorg
vastzetten, o mijn heil, mijn sterkt', mijn borg!

Liedboek voor de Kerken 1973