1 | Wilt heden nu treden voor God, den Here, |
Hem boven al loven van harte zeer, | |
en maken groot zijns lieven namens ere, | |
die daar nu onze vijand slaat terneer. |
2 | Ter eren ons Heren wilt al uw dagen |
dit wonder bijzonder gedenken toch. | |
Maakt u, o mens, voor God steeds wel te dragen, | |
doet ieder recht en wacht u voor bedrog. |
3 | Bidt, waket en maket dat ge in bekoring |
en 't kwade met schade toch niet en valt. | |
Uw vroomheid brengt de vijand tot verstoring, | |
al waar' zijn rijk nog eens zo sterk bewald. | |
Liedboek voor de Kerken 1973