Gezang 413


1   De Heer in zijnen troon, zeer schoon,
is groot in hoogheid en in majesteit,
en wonderlijk in macht en kracht
en sierlijk toegerust met heerlijkheid,
bedekt en toegereed
met licht als met een kleed.
Hij heeft de hemel uitgerekt
als een gordijn
zo wijd die zijn
mag uitgestrekt.

2   Die zijner zalen boog omhoog
met water welft; en als een wagen ment
de wolken, en de wind gezwind
bestuurt, en vluchtig op haar vleugels rent,
de waat'ren altemaal
gezet heeft ene paal,
waarover zij niet mogen gaan,
en daarop de aard,
zeer vast bewaard,
doet grondig staan.

Liedboek voor de Kerken 1973