Gezang 405


1   Mijn God, waar zal ik henengaan?
Wil mij op uwe wegen sturen.
Steeds komt de vijand om mij staan
en wil mijn ziel geheel verscheuren.
O Heer, laat mij uw Geest ontvaän,
dat ik blijf op uw wegen staan,
uit 't boek des levens niet word weggedaan.

2   Toen ik nog in Egypte was,
ging ik het ruime pad betreden.
Ik was gezien, een waarde gast
en met de wereld wel in vrede.
Toen zat ik vast in 's duivels strik,
mijn leven was afgrijselijk,
de duivel diende ik zeer vlijtelijk.

3   Toen ik mij tot den Heer begaf
en van de wereld mij ging keren,
mij helpen liet uit 't boos geslacht,
verzaakte Antichristus' leren,
werd ik bespot en zeer versmaad,
daar ik verachtte Babels raad.
Steeds worden de gerechtigen gehaat.

4   Veel liever kies ik ongemak
als met Gods kinderen te lijden,
dan ik van Pharao zijn schat
ontvang en mij met hem verblijde.
Pharao 's rijk is tijdelijk,
maar Christus' rijk duurt eeuwelijk
en Hij ontvangt zijn kindren blijdelijk.

5   Ontvangt gij in de wereld smaad,
wilt u daarinne dan verblijden,
want Christus die werd ook gehaat
om ons tot leven te bevrijden.
Hij heeft het handschrift weggedaan
hetwelk de vijand had ontvaän.
Wilt gij, gij moogt het leven binnengaan.

6   Als gij door 't vuur wordt onderzocht,
het smalle pad begint te treden,
verbreidt alsdan des Heren lof,
volgt Hem, blijft vaste op zijn reden.
Is 't zaak dat gij volstandig zijt
en voor de mensen Hem belijdt.
Hij geeft aan u de kroon zeer blijdelijk.

7   Kom hier, mijn bruid, ontvang uw kroon,
ontvang een halsband rood van goude!
Trek aan het kleed zeer wit en schoon,
uw jaren zullen niet verouden.
Door dood ten leven ingegaan
zal u geen leed meer komen aan.
De tranen worden van uw oog gedaan.

8   Sion, gij staat zeer wit en schoon,
de kroon van goud is u gegeven.
Van God en 't nieuw Jeruzalem
heb Ik op u de naam geschreven.
Gij waart mismaakt en zeer ontdaan,
nu hebt ge 't blinkend kleed ontvaän
en zijt tot mijne ruste ingegaan.

Liedboek voor de Kerken 1973