Gezang 400


1   Almachtige, verheven Heer, halleluja,
aan U behoort de lof en eer, halleluja.
Wie kan U loven als Gij zijt, halleluja,
wij zegenen uw heerlijkheid, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

2   Geloofd om gans uw creatuur, halleluja!
Ten eerste om dat blinkend vuur, halleluja,
die warme schitterende bron, halleluja,
de heer des hemels, broeder zon, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

3   Hij is zo heerlijk in zijn pracht, halleluja,
verdrijft zo stralende de nacht, halleluja,
en geeft ons dag aan dag zijn licht, halleluja,
als afglans van uw aangezicht, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

4   Lof zij U Heer om zuster maan, halleluja,
om al de sterren die er staan, halleluja.
Zij tintelen in klare pracht, halleluja,
als edelstenen in de nacht, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

5   Geloofd zijt Gij om broeder wind, halleluja,
om lucht en wolken welgezind, halleluja,
daar Gij met alle wind en weer, halleluja,
uw scheps'len onderhoudt o Heer, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

6   Voor zuster water danken wij, halleluja.
Hoe nederig en trouw is zij, halleluja,
als zij ons dient hoe kuis en goed, halleluja,
hoe kostbaar in haar overvloed, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

7   Lof zij U Heer om broeder vuur, halleluja,
die ons verlicht in 't nacht'lijk uur, halleluja,
die zo robuust en vrolijk is, halleluja,
zo dapper in de duisternis, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

8   Geloofd om moeder aarde, Heer, halleluja,
ons leven staat in haar beheer, halleluja,
zij geeft ons vruchten zonder tal, halleluja,
en bonte bloemen overal, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

9   Geloofd om elk die U bemint, halleluja,
en tot vergeven is gezind, halleluja,
in vrede pijn en moeite lijdt, halleluja,
eens kroont Gij hem met heerlijkheid, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

10   Lof zij U Heer om zuster dood, halleluja,
zij is op aarde sterk en groot, halleluja,
zij heerst alom, er is geen man, halleluja,
die aan haar macht ontsnappen kan, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

11   Wee hun die sterven in de staat, halleluja,
van doodzonde en eeuwig kwaad, halleluja.
Zalig wie doet wat Gij gebiedt, halleluja,
de tweede dood verslindt hem niet, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

12   Geloofd, gezegend zijt Gij Heer, halleluja,
wij brengen U de lof en eer, halleluja.
Wij willen nederig en klein, halleluja,
de dienaars van uw grootheid zijn, halleluja.
Halleluja, halleluja, halleluja.

Liedboek voor de Kerken 1973