2 |
U looft de apostelschaar in heerlijkheid, o Heer, |
|
profeten, martelaars vermelden daar uw eer. |
|
Door heel uw kerk wordt steeds, daar boven, hier beneden, |
|
in strijd en zegepraal, uw grote naam beleden. |
|
Zij looft, o Vader, U, oneindig in vermogen, |
|
onpeilbaar in verstand, onmeetbaar in
meedogen! |