1 | O Heer, verberg U niet voor mij, |
wanneer ik mij verberg voor U. | |
Gij weet het, ik ben bang voor U, | |
ontwijk U en verlang naar U. | |
O ga niet aan mijn hart voorbij. |
2 | En wees niet toornig over mij, |
wanneer ik U geen liefde bied. | |
Ik noem U, maar ik ken U niet, | |
ik buig mij, maar ik ben het niet | |
en mijn gebed is tegen mij. |
3 | Spreek zelf in mij het rechte woord. |
Zo vaak ik woorden voor U vond, | |
heb ik mij in mijn woord vermomd. | |
Nu wacht ik tot Gij zelve komt | |
en spreekt, zodat uw knecht het hoort. |
4 | Heer, roep mij als uw dwalend schaap, |
dat U niet zoekt en U niet vindt. | |
Geef mij, als een die Gij bemint, | |
geef, dat ik als uw eigen kind | |
uw stem mag horen in mijn slaap. | |
JAARWISSELING: |
Liedboek voor de Kerken 1973