Gezang 39


1   Vrees niet, gij land, verheug u en wees blijde
en dieren, weest gerust in bos en weide.
Jong gras ontkiemt, de wildernis wordt groen
in dit seizoen.

2   De wijn stok bloeit, de vijgenboom zal dragen.
Dit zal een oogstfeest zijn van welbehagen.
Sion, verblijd u, want de Here doet
u waarlijk goed.

3   De regen zal, de vroege en de spade,
u teken zijn van goedheid en genade.
De beken zwellen en de vijvers zijn
weer koel en rein.

4   Daarna doet God de hoge hemel open
en antwoordt op uw bidden en uw hopen.
Hij giet zijn eigen Geest in overvloed
op vlees en bloed.

5   Die Geest geeft 's Heren woord in kindermonden.
De oude mannen dromen onomwonden.
De jongelingen zien een vergezicht
van vrede en licht.

6   Ja ook op wie de vrijheid niet genieten,
op slaven zal de Heer zijn Geest uitgieten.
Zij krijgen deel aan een vernieuwd bestaan
in 's Heren naam.

7   Zij zullen allen op de dag des Heren,
de grote, de geduchte, profeteren,
zij zien de tekens van het naad'rend uur:
bloed, rook en vuur.

8   De geestesstorm zal door de wereld varen.
God zal zijn volle glorie openbaren.
In bloed en duister zal het licht vergaan
van zon en maan.

9   En allen die naar 's Heren wegen vragen,
die van zijn grote naam het zegel dragen,
vieren in 't nieuw Jeruzalem het feest
van Woord en Geest.

Liedboek voor de Kerken 1973