1 | O Christus die de zonne zijt |
der hemelse gerechtigheid, | |
begroet ons met uw dageraad, | |
nu hier het daglicht ondergaat. |
2 | Behoed ons Heer in deze nacht, |
houd over ons getrouw de wacht, | |
bewaar ons voor verdriet en pijn, | |
wil altijd onze Vader zijn. |
3 | Wanneer de slaap ons weerloos maakt, |
houd Gij ons lichaam wel bewaakt, | |
dek met uw vleug'len al wat leeft, | |
o Geest, die boven de afgrond zweeft. |
4 | Wij liggen met de ogen dicht, |
maar in de harten blijft het licht. | |
God houdt ons vast, zijn hand behoedt | |
het stil geheim van ziel en bloed. |
5 | Beschermer van de christenheid, |
Gij weet wie om uws naams wil lijdt, | |
maak hen die ons vervolgen stil | |
dat ieder rust vindt in uw wil. |
6 | Zie Heer hoe wij gevangen zijn, |
in onze moeiten, onze pijn, | |
sta in het duister ons terzij, | |
troost onze ziel en maak ons vrij. |
7 | O Vader, dat uw liefd' ons blijk', |
o Zoon, maak ons uw beeld gelijk, | |
o Geest, zend uwe troost ons neer, | |
Drieënig God, U zij al de eer! | |
Liedboek voor de Kerken 1973