1 | De zon gaat op in gouden schijn, |
laat ons de hemel dankbaar zijn | |
want God is met ons, God is goed. | |
Hij heeft ons deze nacht behoed. |
2 | De dag staat weer aan het begin, |
laat ons God zingen een van zin | |
en bidden dat Hij met ons gaat, | |
en ons bewaart voor alle kwaad. |
3 | Wij danken U die eeuwig zijt, |
Gij hield door uw barmhartigheid | |
met al uw engelen de wacht | |
rondom ons heen in deze nacht. |
4 | Gij staat ons in uw Zoon terzij, |
wees ook vandaag ons weer nabij, | |
weer van ons, trouwe toeverlaat, | |
al wat ons naar het leven staat. |
5 | O Here God, sla op ons acht, |
houd Gij op onze weg de wacht, | |
wees onze koning, onze held | |
die voor ons uit gaat op het veld. |
6 | Neem Gij het hart dat voor U slaat, |
verlicht ons woord en onze daad, | |
dan gaan wij voort vol goede moed | |
en doen ons werk getrouw en goed. |
7 | Al wat wij doen zij U gewijd, |
Gij die in Christus met ons zijt, | |
en wij ontvangen U ter eer | |
de gaven van uw hand, o Heer. | |
Liedboek voor de Kerken 1973