1 | Als God ons huis zijn gunst onthoudt, |
dan is het tevergeefs gebouwd, | |
laat daarom, Heer, ons niet alleen | |
met ons bestek, met hout en steen. |
2 | Ga niet voorbij aan ons domein, |
laat het uw huis, uw tempel zijn, | |
waarvan Gij 't grondplan hebt bepaald, | |
opdat uw Geest, Heer, daarin daalt. |
3 | En reinig met uw vuur het vuur |
van onze haard en maak het puur: | |
uw gloed, bij mensen ingekeerd, | |
die onze brandstof niet verteert. |
4 | Laat ons elkander, bij het licht |
dat Gij ontstak, van aangezicht | |
tot aangezicht uw lieflijkheid | |
spiegelen, God die liefde zijt. | |
Liedboek voor de Kerken 1973