Gezang 366


1   Gij zijt mijn goed,
mijn overvloed,
Gij zijt mijn brood, mijn beker,
door uw dorst en door uw dood:
al mijn levensteken!

2   Gij die het land
van Kana„n
doorkruist hebt allerwege:
waarom wordt Gij niet verstaan
als Gij spreekt van zegen?

3   Gij zegt ons: ziet
het woongebied
dat gij met Mij zult erven!
Maar mijn hart bewaart het niet,
ik verzuim uw sterven.

4   Gij zegt: wordt vrij
en komt tot Mij,
mijn juk is licht te dragen!
Maar ik ga uw woord voorbij
en ik pluk de dagen.

5   Ik zwerf en dwaal
totdat ik daal
in 't graf van mijn begeren,
zal ik ooit uw kruis zien staan
en mijn leven leren?

6   Keer mij tot U
opdat ik zie
uw land van melk en honing:
waar uw Vaders wil geschiedt
is mijn spijs, mijn woning!

Liedboek voor de Kerken 1973