Gezang 36


1   Ik zal, zo spreekt de Here
de schapen die Mij overbleven
vanwaar Ik ze verspreidde
naar 't eigen land doen wederkeren.
Ik zal ze goede herders geven
om daar te weiden.

2   Daar zal, zo spreekt de Here,
mijn kudde generlei verschrikking
of kwaad meer hoeven vrezen,
maar vruchtbaar zijn en zich vermeren.
Zij zal, verzadigd in verkwikking,
gelukkig wezen.

3   Daar zal, zo spreekt de Here,
als Ik van Isrel op deed trekken
wat mijn genade spaarde,
een koning nar mijn recht regeren.
Ik zal uit Davids stam verwekken
een spruit rechtvaardig.

4   Daar zal, zo spreekt de Here,
men zeggen: nu mag Juda leven,
Israël veilig wonen!
Zo waarlijk is dit als de Here
leeft, die zijn volk wel had verdreven
maar thuis deed komen!

Liedboek voor de Kerken 1973