1 | Het hoogste woord daalt uit het licht |
en blijft toch voor Gods aangezicht. | |
Het geeft zich over aan de nacht, | |
zo wordt zijn grote werk volbracht. |
2 | Een van zijn jongeren verraadt |
Hem aan de vijand die Hem haat. | |
Maar aan het maal des levens geeft | |
Hij zich aan hen als brood dat leeft. |
3 | In twee gedaanten, vlees en bloed, |
is Hij hun aller overvloed, | |
brood wordt gebroken, wijn gestort, | |
zodat de mens verzadigd wordt. |
4 | Hij komt tot ons als lotgenoot, |
Hij deelt zich aan ons uit als brood, | |
als losgeld geeft Hij zich aan 't kruis | |
en als ons loon in 't vaderhuis. |
5 | O zalig Lam dat voor ons boet, |
de deur des hemels opendoet, | |
de vijand staat hier om ons heen, | |
Gij kunt ons helpen, Gij alleen. |
6 | De enige, drie-eenge Heer, |
zij eeuwig alle lof en eer, | |
die in het vaderland ons geeft | |
het leven dat geen einde heeft. | |
Liedboek voor de Kerken 1973