1 | U, verborgen Christus, bid 'k eerbiedig aan: |
doe ons in deez' teek'nen 't heilgeheim verstaan! | |
U geeft zich mijn harte over gans en al, | |
schoon het uwe grootheid nimmer vatten zal. |
3 | Aan het kruis verborg zich slechts uw god'lijkheid, |
hier verbergt zich tevens uwe mens'lijkheid. | |
Maar nochtans geloof ik en belijd het klaar: | |
schenk mij dan genade als de moordenaar! |
4 | Niet als Thomas zie ik op uw wonden neer, |
maar met hem belijd ik U als God en Heer. | |
Maak, dat ik steeds vaster U geloven mag, | |
immer op U hopen en U minnen mag. |
5 | Heilige gedacht'nis van des Heren dood! |
Leven schenkt Ge ons mensen, Heiland, levens Brood. | |
Geef mijn geest te leven uit uw overvloed, | |
schenk ons van uw rijkdom, kennis, klaar en zoet! |
6 | Jezus, wiens gedacht'nis ik nu vieren mag, |
voer mij door de scheem'ring naar die volle dag, | |
dat mijn oog uw aanzicht zonder iets dat scheidt | |
ongesluierd schouwe in Gods heerlijkheid! | |
Liedboek voor de Kerken 1973