Gezang 347


1   Roept God een mens tot leven,
wie weet waarom en hoe,
hij moet zichzelf prijsgeven
hij leeft ten dode toe.

2   Gods woord roept door de tijden
zijn volk en grijpt het aan.
Hij doet het uitgeleide,
het moet de zee ingaan.

3   Geroepen en verzameld
uit dood en slavernij,
gedoopt in wolk en water,
dat volk van God zijn wij.

4   Wij werden nieuw geboren,
toen de mens Jezus kwam,
die als een slaaf de zonde
der wereld op zich nam.

5   Met Hem in geest en water
tot zoon van God gewijd,
zijn wij met Hem begraven,
verrezen voor altijd.

6   Gestorven voor de zonde,
in Jezus' bloed vereend
en met elkaar verbonden,
levend voor God alleen.

7   Wie Jezus' kelk wil drinken
zijn doop wil ondergaan,
zal in de dood verzinken
en uit die dood opstaan.

8   Hij zal zijn leven geven,
Hij maakt zichzelf tot brood
Hij sterft en anderen leven,
Hij overleeft de dood.

Liedboek voor de Kerken 1973