Gezang 334


1   Here Jezus, wij zijn nu
in het heiligdom verschenen,
met ons kind gaan wij tot U
wil uw zegen ons verlenen
waar de roepstem wordt vernomen:
laat de kindren tot Mij komen.

2   Laat dit woord dan allermeest
helder klinken in onz' oren:
wie door water en door Geest
niet als kind werd nieuwgeboren
wordt door U niet aangenomen,
kan in 't rijk van God niet komen.

3   Niemand, die ons helpen kan,
niemand kan ons kind beschermen.
Wie zijn wij? Neem Gij het dan,
draag het in uw groot erbarmen.
Dat het vroeg U in dit leven
ja voorgoed zijn hart mag geven.

4   Herder, neem uw schaapje aan.
Hoofd, maak het een van uw leden.
Wees zijn weg, wijs het zijn baan.
Vredevorst, wees Gij zijn vrede.
Wijnstok, laat dit rankje bloeien,
dat er eens veel vruchten groeien.

5   Al het onz' is U gewijd,
't liefste wat Ge ons toevertrouwde
wordt als offer U bereid.
Gij alleen kunt het behouden.
Schrijf de naam door ons gegeven
in het levensboek ten leven.

Liedboek voor de Kerken 1973