1 | O Here God, ons liefst verlangen, |
dit kind van ons, dit liefdepand, | |
wij hebben het van U ontvangen, | |
wij geven 't U uit uwe hand. |
2 | Als Gij het zelf niet vast blijft houden, |
nu het in onze handen is, | |
dit kind voor 't licht bestemd, hoe zouden | |
wij 't hoeden voor de duisternis? |
3 | Geef dat wij niets zozeer begeren, |
als dat ons kind U kennen zal, | |
die U in Christus onze Here | |
geopenbaard hebt eens voor al. |
4 | Geef dat het van ons leert te kijken |
naar Hem die 't licht der wereld is | |
en altijd meer op Hem gaat lijken: | |
een lichtglans in de duisternis, |
5 | opdat het eens met ons mag wonen, |
Heer, in uw hoge, heil'ge stad, | |
als al wie Christus, stralend schone | |
verschijning hebben liefgehad. | |
Liedboek voor de Kerken 1973