Gezang 318


1   Hoe goed, o Heer, is 't hier te zijn,
bij woord en water, brood en wijn,
waar alles ons een dag voorspelt
dat hel en dood zijn neergeveld.

2   Ons leven zal geborgen zijn
en eenmaal zal het morgen zijn,
als helder licht ons overstraalt;
een Davidsster die nooit meer daalt.

3   Hier staan wij waar uw stem weerklinkt
en 't eerste licht in duister blinkt
dat scheiding maakte tussen nacht
en morgenstond het leven wacht.

4   O Heer, wij leven totterdood
Gij roept ons uit de moederschoot
om ongehinderd op te staan
en naar 't beloofde land te gaan.

5   Gij doet ons reizen door de tijd,
verbonden in saamhorigheid,
in vreugde en verwondering,
in hoop en liefde onderling.

6   Heb dank, dat Gij aanvaarden wilt
wat hier een mens van de aarde tilt:
een oogst, een dienst van offerand.
Wij geven 't U uit uwe hand!

7   Gij Geest die woorden leven doet
zodat ons oor het woord ontmoet
waarmee Gij roept wat nog niet is,
uw toekomst, uw geschiedenis,

8   ontsteek uw licht in onze geest,
zodat ons hart verwonderd leest
wat nog voor 't oog verborgen ligt
in uw bereik, in uw gezicht;

9   en als wij treden in de kring
rondom uw heil en zegening,
verenig ons en maak ons vrij
van dood en schuld en slavernij!

10   Geloofd zij God die eeuwig leeft.
Geloofd Hij die zijn leven geeft!
Geloofd Hij die ons leven doet:
een lichaam uit een vlees en bloed.

Liedboek voor de Kerken 1973