1 | Zij zullen de wereld bewonen, |
zij namen het wonder ter hand, | |
de mensen van nacht en nevel | |
brengt Hij naar het heilige land. |
2 | Er zal geen verzengende hitte, |
geen dorst en geen honger meer zijn | |
want Hij zal ze weide aan water | |
dat vloeit uit het hart der woestijn. |
3 | En Hij maakt de hoogte begaanbaar |
en Hij baant een weg door de zee, | |
van alle vier einden der aarde | |
brengt Hij zich een volk bijeen. |
4 | De hemel roept uit Halleluja, |
de aarde brengt leven tot stand, | |
de bergen bezwijken van vreugde, | |
de wereld wordt vaderland. |
5 | Ten dage der grote genade |
als God de gebeden beloont, | |
dan zullen de volkeren weten | |
dat Hij bij de mensen woont. | |
Liedboek voor de Kerken 1973