Gezang 301


1   Wij moeten Gode zingen
halleluja,
om alle goede dingen
halleluja,
al zijn wij vreemdelingen
in schande en in scha,
Gij zendt uw zegeningen
halleluja.

2   Hij schenkt de levensadem,
Hij geeft de levensgeest,
in schande en in schade
is Hij nabij geweest,
aan al wie Hem aanbaden,
aan ieder die Hem vreest,
komt Hij, de Heer, te stade,
de minsten allermeest.

3   Al leeft uw volk verschoven
kyrieleison,
in 't land van vuur en oven,
in 't land van Babylon,
al is de hemel boven
voor mensen doof en stom,
nog moeten wij U loven
met stem en fluit en trom.

4   De lier hing aan de wilgen,
misericordia,
God zal ons niet verdelgen,
aan God zij gloria.
Zijn woord zal ons genezen,
halleluja,
zoals het was voor dezen
in Galilea.

5   Wij moeten Goden zingen
halleluja,
de Heer van alle dingen
die leeft in gloria,
met alle stervelingen,
niets komt zijn eer te na,
wij moeten Gode zingen
halleluja,

Liedboek voor de Kerken 1973