7 |
De gang wordt vast, het lied krijgt nieuw geluid. |
|
De bloem der jonglingschap versaagt, |
|
maar al wie naar de Here vraagt |
|
slaat als een adelaar zijn vleugels uit. |
|
Zij wand'len onvermoeibaar, |
|
zij trekken onuitroeibaar |
|
door deze wereldnacht. |
|
Hebt gij het niet gehoord? |
|
Weet gij het niet? Het woord |
|
geeft moeden nieuwe kracht. |
|
|
|
|
|
|