1 | Voor alle heil'gen in de heerlijkheid |
die U beleden in hun aardse strijd, | |
zij uw naam lof, o Jezus, te allen tijd! | |
Halleluja, halleluja! |
2 | Gij waart hun rots, hun burg en al hun macht; |
Gij, Heer, hun loods en licht in storm en nacht; | |
Gij hebt uw pelgrims veilig thuisgebracht. | |
Halleluja, halleluja! |
3 | Maak al uw strijders in dit aards gevecht |
moedig als hen wier pleit reeds werd beslecht | |
tot aan de tijd die Gij hebt toegezegd. | |
Halleluja, halleluja! |
4 | Hun is de prijs, de lauwerkrans, de kroon, |
toch zijn wij een, zij zingend voor de troon, | |
wij in de wereld, wachtend op Gods Zoon. | |
Halleluja, halleluja! |
5 | Lang valt de tijd en zwaar is ons geding, |
bang is de strijd en vol vertwijfeling, | |
dat ons de zege bijna nog ontging. | |
Halleluja, halleluja! |
6 | Ten einde raad ontzinkt ons haast de moed |
maar in de verte klinkt ons tegemoet | |
trompetgeschal dat Gij weerklinken doet! | |
Halleluja, halleluja! |
7 | Rood is de avond als het zonlicht daalt; |
ook in de dood hebt Gij hun lot bepaald, | |
God die de moede strijders binnenhaalt. | |
Halleluja, halleluja! |
8 | Maar een oneindig glorierijker dag |
staat nog te wachten als op uw gezag | |
heel 't heir der heil'gen tot U naad'ren mag. | |
Halleluja, halleluja! |
9 | Daar is de Koning als een jonge held! |
Hem komen allen tegemoet gesneld | |
van vreugde stralend, scharen ongeteld. | |
Halleluja, halleluja! |
10 | Van alle einders, van de verste kust |
zullen zij vinden vrede, feest en rust, | |
U lovend, Vader, Zoon, Heilige Geest! | |
Halleluja, halleluja! | |
Liedboek voor de Kerken 1973