Gezang 292


1   Wegen Gods, hoe duister zijt gij,
maar we omvleug'len ons het hoofd
voor 't verblindend licht der toekomst,
die 't verrukte hart gelooft!
Blijve 't middel ons verholen,
God maakt ons zijn doel gewis
door de onfeil'bre profetieën
van zijn vast getuigenis.

2   Aan de eindpaal van de tijden
ziet ons oog de geest van 't kwaad,
moe geworsteld en ontwapend,
tot geen afval meer in staat.
Als de Here God in allen,
en in allen alles is,
zal het licht zijn, eeuwig licht zijn,
licht uit licht en duisternis.

Liedboek voor de Kerken 1973