Gezang 279


1   Het duurt niet lang meer tot de tijd
van Christus aan zal breken,
en Hij in grote heerlijkheid
het oordeel uit zal spreken.
Het lachen is dat uur gedaan,
als alles zal in vuur vergaan,
naar Petrus heeft geschreven.

2   Dan klinken de bazuinen luid
tot aan de verste kimmen.
Dan zullen alle doden uit
hun smalle graven klimmen.
Maar die nog op de aarde gaan,
die zal de Heer van stond af aan
tot nieuwe mensen maken.

3   Als Hij het boek geheven houdt
en leest wat staat geschreven,
wat ieder mens zo jong als oud
op aarde heeft bedreven,
hoort ieder mens Hem bevend aan,
hoort ieder wat hij heeft gedaan
de dagen van zijn leven.

4   Wee dan de mens die enkel heeft
het aardse goed verkoren,
niet bij des Heren woord geleefd,
de hemel heeft verloren.
Hij zal voorgoed ter zijde staan,
met satan mede moeten gaan,
van Christus af, in 't duister.

5   O Jezus, help mij dan ter tijd
terwille van uw wonden,
dat in het boek der zaligheid
ook mijn naam wordt gevonden.
Ik koester ook geen twijfel meer,
ik weet ook wel, getrouwe Heer,
dat Gij hebt overwonnen.

6   Sta daarom eenmaal in voor mij,
als Gij terug zult komen.
Lees in uw boek en spreek mij vrij
en stel mij bij uw vromen.
Opdat ik met mijn broeders mag
de hemel ingaan op die dag.
Gij doet hem voor ons open.

7   Heer Jezus, ach wat duurt het lang
tot aan die dag der dagen.
Zie ons op aarde klein en bang,
bezocht door duizend plagen.
Kom Rechter in uw majesteit
in uw genade, kom, bevrijd
ons van het kwade. Amen.

Liedboek voor de Kerken 1973