Gezang 271


1   Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig,
is der mensen leven!
Zoals nevelen verschijnen,
zoals nevelen verdwijnen,
zo zal ook de mens verkwijnen.

2   Ach hoe nietig, ach hoe vluchtig
zijn der mensen dagen!
Als op wateren die stromen
en niet meer tot stilstand komen
wordt ons leven meegenomen.

3   Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig
is der mensen vreugde!
Al het heden wordt verleden,
licht wordt donker, snel vergleden
zijn der mensen heerlijkheden.

4   Ach hoe nietig, ach hoe vluchtig
is der mensen schoonheid!
Als een bloem die staat te prijken
tot de wind komt overstrijken,
zo zal onze pracht bezwijken.

5   Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig,
is 't geluk der mensen!
Zoals helle meteoren
even trekken zij hun sporen
zo gaat hun geluk verloren.

6   Ach hoe nietig, ach hoe vluchtig,
zijn der mensen schatten!
Vuur en vlam kan ze verteren,
en de vloed is niet te weren,
alles zal tot niets verkeren.

7   Ach hoe vluchtig, ach hoe nietig
is der mensen glorie!
Die in hoogheid zijn gezeten
en met God zich durven meten,
in de dood zijn zij vergeten.

8   Ach hoe nietig, ach hoe vluchtig
is der mensen wezen!
Al ons doen en al ons streven,
heel de wereld duurt maar even.
Wie God vreest zal eeuwig leven.

Liedboek voor de Kerken 1973