Gezang 262


1   Op, waakt op! zo klinkt het luide.
Wat wil dit roepen toch beduiden,
gij torenwachters van de tijd?
Middernacht is aangebroken,
zijn uwe lampen wel ontstoken,
gij maagden, die de Heer verbeidt?
Gij slapenden, ontwaakt,
de Bruidegom genaakt!
Halleluja,
nu opgestaan!
Het feest breekt aan;
gij moet Hem ijlings tegengaan.

2   Sion hoort de wachters zingen,
zij voelt het hart van vreugd opspringen,
ontwaakt met spoed, staat haastig op.
Uit de hemel daalt Hij neder,
in waarheid sterk, in liefde teder:
haar licht verschijnt, haar ster gaat op.
Kom Heiland, 's aardrijks kroon,
Heer Jezus, 's Vaders Zoon!
Zingt hosanna,
komt altemaal
ter bruiloftszaal,
waar Hij ons roept aan 't avondmaal!

3   Laat ons U ter ere zingen
met allen, die uw troon omringen,
een koor van mens' en englenstem!
Paarlen zijn der poorten bogen,
die nederdalen uit den hogen:
het hemelse Jeruzalem.
Geen oog heeft ooit begroet,
geen hart heeft ooit vermoed
zulk een vreugde.
Zo juichen wij
en roemen blij
de glorie van uw heerschappij!

Liedboek voor de Kerken 1973