Gezang 260


1   Stad Jeruzalem verheven,
hemels visioen van licht,
die uit stenen trillend leven
hoog omhoog wordt opgericht,
bruid door engelen omgeven,
staande voor Gods aangezicht.

2   Zie haar uit de hemel dalend
voor het bruiloftsfeest bereid,
in onaardse schoonheid stralend
voor de Heer die haar verbeidt,
straten, muren haar bepalend
gouden in hun zuiverheid.

3   Zie de paarlen poorten open,
wijd voor ieder open staan;
wie op Christus bleven hopen
in hun bitter aards bestaan
zullen in het zonlicht lopen,
zullen hier naar binnen gaan.

4   Met de hardste hamerslagen
zijn de stenen saamgebracht,
door de bouwheer zelf gedragen
door zijn hand gevoegd met kracht
en gelegd in vaste lagen
tot een stad in volle pracht.

5   Daar als hoeksteen van vertrouwen
Christus zelf is neergelegd,
fundament van al het bouwen,
staat de stad gegrond en hecht,
zal zijn Sion Hem aanschouwen,
zoals Hij het heeft gezegd,

6   zullen zij in blijde stoeten,
allen die daar binnen zijn,
Hem met liederen begroeten,
met een liefelijk refrein,
de drieënen God ontmoeten,
leven in zijn lichte schijn.

7   Kom, hartstocht'lijk aangebeden
God omhoog, kom in uw kerk,
deel aan ons uw goedheid mede,
maak ons door uw liefde sterk,
overstroom ons met uw vrede,
zet uw zegel op uw werk.

8   Moge allen hier verkrijgen
wat zij van U bidden, Heer,
en het koest'rend als hun eigen
eeuwig leven tot uw eer,
in het paradijs ontstijgen,
vrede vinden immermeer.

9   Eer zij U, o God gegeven,
die de Allerhoogste zijt,
Vader, Zoon, in 't licht verheven,
Geest uit beide, die ons leidt,
die regeert in 't eeuwig leven,
U zij lof en eer gewijd.

Liedboek voor de Kerken 1973