Gezang 25


1   Het volk dat wandelt in het duister
zal een groot licht zien, een groot licht.
Hef naar de hemel uw gezicht,
met opgeheven hoofden, luister,

2   gij die hier woont in 't dal der tranen
en van de schaduwen des doods,
gij hoort zijn stap, gij ziet hoe groots
Hij zich zijn witte weg zal banen.

3   Hij komt met vrede; en geen rampen
geen oorlog en geen bitterheid
zal er meer zijn, geen kind dat schreit,
geen laarzen die in 't duister stampen.

4   Geen liefde gaat er meer verloren,
de onderdrukking is voorbij,
de dood is dood, nu juichen wij,
er is een Kind voor ons geboren.

5   Er is een Zoon voor ons gegeven,
de Zoon van God die Koning is,
die 't licht is in de duisternis,
de weg, de waarheid en het leven.

6   En alle and're vreemde namen:
die Wonderlijke Raadsman heet,
omdat Hij de geheimen weet
van hemel en van aarde samen.

7   En Sterke God, die de gebeden
verhoren zal, die overwint.
Eeuwige Vader heet dat Kind,
en Vorst van eindeloze vrede.

8   Dan zal de aarde voor ons allen
het land van melk en honing zijn,
het Kind van God zal Koning zijn,
nooit zal de troon van David vallen.

9   En alle, alle mensen samen,
die zullen voor zijn aangezicht
staan zingen in het grote licht.
En Hij kent allen bij hun namen.

Liedboek voor de Kerken 1973