1 | Gij maakt ons, Jezus, waarlijk vrij, |
U minnen, U begeren wij, | |
God die ons aller Schepper zijt | |
en mens in 't kernpunt van de tijd. |
2 | Hoe heeft de liefde U vervuld, |
Gij neemt op U ons aller schuld, | |
de wrede dood hebt Gij doorstaan, | |
van ons het sterven weggedaan. |
3 | Gij breekt de poort der hel met macht |
en voert gevang'nen uit de nacht | |
in zege naar het zalig land | |
en zetelt aan Gods rechterhand. |
4 | Uw grote liefde drijv' U aan, |
vergeef het kwaad door ons gedaan, | |
verzadig ons door 't lieflijk licht | |
van uw genadig aangezicht. |
5 | Ja Gij moet onze blijdschap zijn, |
ons loon voor eeuwig, licht en rein. | |
Gij hooggeloofd in eeuwigheid | |
zijt onze eer en heerlijkheid. | |
Liedboek voor de Kerken 1973