Gezang 218


1   Ik zeg het allen, dat Hij leeft,
dat Hij is opgestaan,
dat met zijn Geest Hij ons omgeeft
waar wij ook staan of gaan.

2   Ik zeg het allen, en de mond
van allen zegt het voort,
tot over 't ganse wereldrond
de nieuwe morgen gloort.

3   Nu schijnt ons deze wereld pas
der mensen vaderland:
een leven dat verborgen was
ontvangen we uit zijn hand.

4   Tenonder ging de sterke dood,
tenonder in de vloed;
nu straalt ons in het morgenrood
zijn toekomst tegemoet.

5   De donk're weg die Hij betrad
komt uit in 't hemelrijk,
en wie Hem volgen op dat pad,
worden aan Hem gelijk.

6   Wees nu, wie rouw draagt, eens voor al
getroost en wanhoop niet:
een weerzien zonder einde zal
verzoeten uw verdriet.

7   Nu is op aard geen goede daad
meer tevergeefs gedaan,
want wat gij goed doet is als zaad,
dat heerlijk op zal gaan.

8   't Is feest, omdat Hij bij ons is,
de Heer die eeuwig leeft
en die in zijn verrijzenis
alles herschapen heeft.

Liedboek voor de Kerken 1973