Gezang 216


1   Laat groot en klein
nu vrolijk zijn,
jubelend God dank bewijzen.
Laat al wie 't woord
des levens hoort
Vader en Zoon nu lofprijzen.
Want Hij, in wie
ons heil is, zie,
die dood was leeft:
de Vader heeft
zijn Zoon voor ons doen verrijzen.

2   Juich dan en zing!
Hij, de Eersteling
heeft onze vijand bedwongen,
is sterk en groot
dwars door de dood
tot in Gods rijk doorgedrongen.
Wie bij Hem hoort
mag door die poort
achter Hem aan
ten leven gaan,
Hij heeft de zege bedongen.

3   Lof, dank en eer
zij onze Heer,
zegent zijn naam te allen tijde!
Gij christ'nen, laat
uw woord en daad
zijn overwinning belijden.
Dan zullen wij
zijn zoals Hij
en na de nood
van graf en dood
eeuwig in Hem ons verblijden.

Liedboek voor de Kerken 1973