Gezang 213


1   Lof zij God in de hoogste troon,
lof zij zijn eengeboren Zoon,
die voor ons droeg der zonde loon.
Halleluja, halleluja, halleluja!

2   Des morgens op de derde dag,
toen voor het graf de steen nog lag,
verrees de Heer op Gods gezag.
Halleluja, halleluja, halleluja!

3   De engel sprak: Houdt moed, vreest niet,
ik ken de bron van uw verdriet:
gij zoekt uw Heer, Hij is hier niet.
Halleluja, halleluja, halleluja!

4   Hij is verrezen en Hij leeft.
De dood heeft voor het eerst gebeefd.
Komt, ziet waar Hij gelegen heeft.
Halleluja, halleluja, halleluja!

5   Nu bidden wij U, Zoon van God,
omdat Gij opstond uit de dood,
geef ons nu uw genade groot,
halleluja, halleluja, halleluja!

6   opdat wij, vrolijk en bevrijd,
lofzingen in der eeuwigheid
uw lieve naam gebenedijd.
Halleluja, halleluja, halleluja!

Liedboek voor de Kerken 1973