Gezang 209


1   Nu moet gij allen vrolijk zijn.
De bomen zingen in de tuin,
het lege graf verzwijgt het niet,
de mond geopend voor het lied,
halleluja!

2   De loze worden zijn verstomd,
de wereld die op adem komt
zingt met de vogels in de lucht
dat nu de nacht is weggevlucht,
halleluja!

3   Geen vlammend zwaard verspert de weg,
de engel die het voerde zegt,
dat alle leed geleden is
omdat de Heer verrezen is,
halleluja!

4   Hij heeft het zegel weggedaan,
nu kunnen wij zijn woord verstaan,
zijn graf is als een open boek,
de windsels liggen in de hoek,
halleluja!

5   O dood, die Hem ontkomen liet,
Hij neemt bezit van uw gebied,
zijn heerschappij gaat in en uit
door al de deuren die men sluit,
halleluja!

6   Wij willen zingen dat Hij leeft,
Hij leeft die God gehoorzaamd heeft,
zijn graf staat ledig in de tijd,
het is een mond vol zaligheid,
halleluja!

7   O goede engel bij het graf,
de lente lost de winter af,
bewaak het jonge groen en wijs
de ingang van het paradijs,
halleluja!

Liedboek voor de Kerken 1973