1 | Komt drinken wij tot lafenis |
de nieuwe drank die leven is, | |
zij wordt niet door een wonder Gods | |
gedwongen uit de dode rots. |
2 | Zij is de bron, het leven zelf, |
ontspringend uit het grafgewelf, | |
Christus, de levende fontein, | |
waarin wij allen zalig zijn. |
3 | In alle dingen opgericht, |
door alles heen dringt hemels licht, | |
de schepping heft het feestlied aan | |
want Christus is thans opgestaan. |
4 | Gisteren was ik met U dood, |
o Christus, in dit morgenrood | |
word ik met U weer opgewekt | |
daar Gij de uwen tot U trekt. |
5 | O Christus, ik die gist'ren pas |
met U aan 't kruis gehangen was, | |
laat heden tot uw lof en prijs | |
mij bij U zijn in 't paradijs. | |
Liedboek voor de Kerken 1973