6 |
En wat de zesde? Laat nu 't vee, |
|
wild, en wat kruipt op aarde, |
|
zich met haar kruid verzaden, |
|
maar laat Ons mensen maken, |
|
die haar beheersen, naar ons beeld. |
|
En wat God sprak die zesde dag |
|
was goed toen Hij het zag. |
|
Hij sprak een dag voor alle |
|
in godlijk welgevallen. |