Gezang 2


1   Wat sprak God op de eerste dag?
Laat, zei Hij op de eerste,
licht in het donker heersen.
Laat ze hun namen leren:
het licht is dag, het donker nacht.
En wat God sprak die eerste dag
was goed toen Hij het zag.
Hij sprak een dag voor alle
in godlijk welgevallen.

2   Wat sprak Hij op de tweede uit?
Laat zei Hij op de tweede,
een waterscheiding wezen
van boven en beneden:
span, uitspansel, mijn hemel uit.
En wat God sprak die tweede dag
Was goed toen Hij het zag.
Hij sprak een dag voor alle
in godlijk welgevallen.

3   Wat was de derde dag zijn woord?
Laat, sprak Hij op de derde,
de wateren der aarde
zich tot een zee vergaren
en 't droge brenge vruchten voort.
En wat God sprak die derde dag
was goed toen Hij het zag.
Hij sprak een dag voor alle
in godlijk welgevallen.

4   Wat sprak Hij op de vierde dag?
Laat, zei Hij op de vierde,
de grote hemellichten
der aarde tijden richten
en scheiden tussen dag en nacht.
En wat God sprak die vierde dag
was goed toen Hij het zag.
Hij sprak een dag voor alle
in godlijk welgevallen.

5   Wat was t' dat de vijfde zei?
Laat ,zei Hij, het gewemel
van vogels langs de hemel
en vissen door de zee‰n
vruchtbaar en menigvuldig zijn.
En wat God sprak die vijfde dag
was goed toen Hij het zag.
Hij sprak een dag voor alle
in godlijk welgevallen.

6   En wat de zesde? Laat nu 't vee,
wild, en wat kruipt op aarde,
zich met haar kruid verzaden,
maar laat Ons mensen maken,
die haar beheersen, naar ons beeld.
En wat God sprak die zesde dag
was goed toen Hij het zag.
Hij sprak een dag voor alle
in godlijk welgevallen.

7   En op de zevende? Die dag
heeft God de Heer gezwegen,
die dag heeft Hij gezegend
om in zijn rust te leven,
nadat Hij alles had volbracht.
En God heeft ons ook weggelegd,
als alles is volzegd,
van 't eerste tot het laatste,
om in zijn rust te rusten.

Liedboek voor de Kerken 1973