1 | De toekomst van de Heer is daar |
en voor zijn voeten uit | |
gaan vrede en rechtvaardigheid | |
als bruidegom en bruid. |
2 | De trouw zal bloeien als een roos |
en zie, gerechtigheid | |
zal uit de hemel moeiteloos | |
neerdalen in de tijd. |
3 | Voorwaar, het heil is nu nabij, |
uw goedertierenheid. | |
En vol verwachting zingen wij: | |
God roept de vrede uit! |
4 | Sta op, o God, en maak het waar |
wat heel uw kerk bezingt: | |
dat heel uw schepping weer ontwaakt | |
uit haar betovering. |
5 | Want groot zijt Gij en daden groot |
zijn door uw hand gedaan; | |
het graan ontkiemt ternauwernood, | |
het sterft om op te staan. |
6 | Gij hebt de groeve toegedekt |
waarin de korrel viel | |
om weer te worden opgewekt: | |
Adam met hart en ziel. |
7 | Nu is de dag van oogsten daar, |
het hoogste van de tijd; | |
een koning als een korenaar | |
staat op in majesteit. | |
Liedboek voor de Kerken 1973