1 | O kostbaar kruis, o wonder Gods, |
waaraan de Prins der glorie stierf; | |
ik wil om U zijn zonder trots, | |
ik acht verlies wat ik verwierf. |
2 | Bewaar mij dat ik roemen zou |
dan in mijn Heren Christus dood. | |
Al wat ik anders noemen zou | |
is niets bij dit mysterie groot. |
3 | O angst en liefde, ondereen |
vermengd als water en als bloed, | |
zij wijzen naar het wonder heen | |
van Hem die op de aarde boet. |
4 | Het rode bloed, zijn koningskleed |
bedekt het schandelijke kruis, | |
dat wordt door alles wat Hij leed | |
de levensboom van 't paradijs. |
5 | En door zijn dood en door zijn bloed |
is nu de wereld dood voor mij. | |
Ik ben gestorven, maar voor goed | |
van heel de dode wereld vrij. |
6 | De aarde zelf is veel te klein |
voor wie U waarlijk loven wil. | |
Uw liefde is een groot geheim, | |
zij vraagt geheel mijn hart en ziel. | |
Liedboek voor de Kerken 1973