1 | Gij wordt voor mij gekruisigd, Heer, |
maar, wonder, Gij biedt geen verweer. | |
O schennis, die U wedervaart, | |
geen leed om mij wordt U bespaard. |
2 | Heer, die nu voor wat boos is boet. |
Ik schiep de nacht waarin Gij bloedt. | |
Mijn nood is in uw hart gekerfd. | |
Ik ben de wond waaraan Gij sterft. | |
Liedboek voor de Kerken 1973